1 Chronicles 7

1) Jasib

Hij wordt Job genoemd, Gen. 46:13.

Ge 46.13
2) in de dagen van David

Te weten, als David het volk door Joab deed tellen, 2 Sam. 24:1. Anderen verstaan dit van de ordening, die ten tijde van David over het ganse krijgsheir der Isra‰lieten gemaakt is geweest, 1 Kron. 27:1.

2Sa 24.1 1Ch 27.1
3) hadden

Hebreeuws, zij vermenigvuldigden de vrouwen en de kinderen.

4) der vaderen

Dat is, der vaderlijke geslachten.

5) Suppim

Zij worden Muppim en Huppim genoemd, Gen. 46:21. Ook Sefufam en Hufam, Num. 26:39.

Ge 46.21 Nu 26.39

6) Huppim

Anders, kinderen der stad; [dat is die in de stad woonden] maar Husim in een ander land, hetwelk zo te verstaan is dat de twee eersten in een stad geboren zijn, maar de twee anderen ergens in een ander land. Hebreeuws, kinderen Ahers, of een zoon eens anderen [persoons, te weten Dan, Gen. 46:23, of lands]. Hoe hij bij de kinderen Benjamins hier komt geteld te worden, is onzeker.

Ge 46.23
7) waren kinderen

Eigenlijk, neven, want Bilha was de moeder van Nafthali, dien zij Jakob gebaard heeft, Gen. 30:7,8.

Ge 30.7,8

8) Bilha.

Rachels maagd, Gen. 30:3,4.

Ge 30.3,4
9) kinderen van Manasse

Dat is, de nakomelingen van Manasse, want Asri‰l was eigenlijk de zoon van Gilead, den zoon van Manasse; Num. 26:29,30.

Nu 26.29,30

10) Machir,

Machir was de eerstgeboren zoon van Manasse, Joz. 17:1. Aangaande het woord vader, zie boven, 1 Kron. 2:21.

Jos 17.1 1Ch 2.21
11) dochters

Te weten, dochters alleen, geen zonen, Num. 27:1.

Nu 27.1
12) kinderen van Ulam

Hier staat kinderen, maar daar wordt maar ‚‚n kind genoemd, alzo ook boven, 1 Kron. 2:31,34.

1Ch 2.31,34

13) Bedan

Zie de aantekening 1 Sam. 12:11.

1Sa 12.11
14) zijn zuster Molecheth,

Te weten, van Gilead.

15) Semida

Versta hierbij, ook Semida, uit 1 Kron. 7:19. Zie Num. 26:32.

1Ch 7.19 Nu 26.32
16) mannen van Gath,

Dezen waren Filistijnen, en hetgeen hier geschreven staat, is geschied als de kinderen Isra‰ls nog in Egypte woonden, want Efra‹m, die te dien tijde nog leefde, [gelijk te zien is 1 Kron. 7:22] is in Egypte gestorven. Zie Hand. 7:15,16.

1Ch 7.22 Ac 7.15,16

17) omdat zij afgekomen waren

Anders, als zij, te weten, de Gethieten.

18) Daarom

Te weten, omdat zijn kinderen gedood waren.

19) broeders

Dat is, zijn bloedvrienden, of maagschap, want Efra‹m had maar ‚‚n broeder, te weten Manasse.

20) hij in tot zijn huisvrouw

Te weten, opdat hij wederom kinderen mocht krijgen in de plaats der gedoden.

21) Beria

Of, Bria, dat is, in het kwaad, of in het ongeluk, of in jammer.

22) zij in ellende was

Te weten, omdat de Filistijnen van Gath hun zonen hadden doodgeslagen.

23) Zijn dochter

Te weten, Beria's.

24) zijn zoon, en Resef;

Te weten, Beria's zoon.

25) zijn zoon

Te weten, Refahs zoon.

26) Elisama

Hij was de overste of vorst van den stam Efra‹ms, als de Isra‰lieten in de woestijn door Mozes gemonsterd werden, in het begin des tweeden jaars nadat zij uit Egypte getogen waren. Zie Num. 1:1,10.

Nu 1.1,10
27) Zijn zoon was Non

Anders, Nun, Num. 13:16.

Nu 13.16
28) hun bezitting

Te weten, der Efra‹mieten.

29) onderhorige

Hebreeuws, dochteren; en zo in het volgende.

30) Naaran

Anders, Na„ra, Joz. 16:7.

Jos 16.7

31) Gaza

Hebreeuws, Hazzah.

32) zijden

Hebreeuws, handen. Hij wil zeggen dat Beth-Sean, enz. aan de landpalen der kinderen van Manasse lag. Zie Joz. 17:11.

Jos 17.11
33) Samer

Hij wordt Somer genoemd, 1 Kron. 7:32.

1Ch 7.32

34) Helem

Versta hierbij, en Helem, uit 1 Kron. 7:35.

1Ch 7.35
35) Jether

Hij wordt 1 Kron. 7:36 Itran genoemd.

1Ch 7.36

36) Ulta

Versta hierbij, ook Ulta, uit 1 Kron. 7:39.

1Ch 7.39
37) uitgelezene

Anders, pure kloeke mannen.

Copyright information for DutKant